
Screening naar type 1 diabetes, waarom?
Type 1 diabetes wordt meestal gediagnosticeerd als er al symptomen aanwezig zijn, zoals overmatig drinken en plassen, gewichtsverlies en vermoeidheid. Vaak presenteren kinderen zich nog met diabetische ketoacidose (DKA), waarbij er verzuring van het bloed optreedt. Onderzoek heeft aangetoond dat het opsporen, opleiden en regelmatig opvolgen van personen met een hoog risico leidt tot een afname van ketoacidose bij de diagnose en, op lange termijn, tot een betere metabole controle en minder lange termijn complicaties. Bovendien biedt screening de mogelijkheid om in een vroeger ziektestadium, wanneer er nog eigen bètacelfunctie is, te beginnen met interventies.
Pathogenese en stadia van type 1 diabetes
T1D is een chronische auto-immuunziekte waarbij het afweersysteem gedurende weken, maanden of vaak zelfs jaren de insuline-producerende bètacellen in de eilandjes van Langerhans in de pancreas aanvalt. Deze aanval wordt niet opgemerkt en slechts wanneer de meerderheid van de bètacellen vernietigd is, ontstaan de eerste symptomen. De eigenlijke ziekte (auto-immune aanval) is dus al een hele tijd onzichtbaar aanwezig en daarom stellen wetenschappelijke verenigingen voor om te erkennen dat T1D bestaat uit verschillende ‘stadia’, waarbij klinische diabetes stadium 3 genoemd wordt (zie Figuur 1).

Figuur 1: Stadia van type 1 diabetes (Trialnet.org).
Vooraleer diabetes klinisch duidelijk wordt, vindt men al tekenen van de immuunaanval, namelijk in de vorm van (auto-)antistoffen tegen lichaamseigen bètacel-eiwitten. Wanneer er 2 of meer auto-antistoffen verschijnen, maar de bloedsuikerspiegel normaal is, spreekt men van stadium 1 van T1D. In stadium 2 is de suiker al verstoord (prediabetes of dysglycemie) maar zijn er nog geen klinische symptomen. Tot slot spreekt men van stadium 3 wanneer er klinische symptomen zijn.
Screenen op type 1 diabetes
Genetisch risico op type 1 diabetes
T1D is een multifactoriële ziekte, waarbij er een samenspel is tussen een genetisch risico op een auto-immune bètacel aanval en omgevingsfactoren die de auto-immune aanval activeren. Het betreft een polygenetisch risico, wat betekent dat meerdere genen een rol spelen. Personen met een eerstegraadsverwant met T1D hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van T1D, maar meer dan 85% van de nieuwe gevallen treedt op bij mensen die geen eerstegraadsverwant hebben. Daarom is het belangrijk om genetische screening niet te beperken tot eerstegraadsverwanten maar deze screening uit te breiden naar de “algemene bevolking”. Momenteel loopt er in dit kader een grootschalige studie in Europa: GPPAD (Global Platform for the Prevention of Autoimmune Diabetes), verspreid over 5 verschillende landen waaronder ook België.
Auto-antistoffen: vroege diagnose van type 1 diabetes in presymptomatische fase
De nieuwe inzichten in T1D hebben het moment van diagnose nu verschoven naar het moment dat de auto-immune aanval tegen de bètacel bezig is. Dit proces wordt weerspiegeld in het bloed door de aanwezigheid van meerdere antistoffen tegen de bètacel en wordt nu stadium 1 T1D genoemd. Het enthousiasme rond screenen en vroege diagnose van T1D is zeer groot en een land zoals Italië heeft recent screening naar aanwezigheid van antistoffen tegen de bètacel in het bloed van kinderen opgenomen in zijn gezondheidssysteem protocol.
In België loopt er momenteel nog geen screening van de algemene bevolking, maar familieleden van mensen met T1D kunnen wel via het Belgisch Diabetes Register gescreend worden en we verwachten in de nabije toekomst ook screening in de algemene bevolking. In Europa is recent een groot project (edent1fi.eu) gestart om een aantal vragen rond screening in de algemene bevolking te beantwoorden: hoe moet je dat organiseren? Via pediaters? Via scholen? Wat is de juiste leeftijd voor screenen? Hoe moet je kinderen opvolgen? Wat is de psychologische impact? Dit project, gecoördineerd door KU Leuven, zal screenings uitvoeren in test regio’s (Duitsland, Polen, Tsjechië, Denemarken/Zweden, Portugal, Italië en UK).
Interventies in verschillende stadia van diabetes
Op het ogenblik dat mensen gediagnosticeerd worden met stadium 3 T1D blijft ongeveer 30% van de functionele bètacelmassa over. Via verschillende onderzoeksgroepen, waaronder INNODIA (www.innodia.org), worden interventiestudies aangeboden aan nieuw gediagnosticeerde patiënten met T1D.
Zoals reeds aangehaald hierboven, begint diabetes echter niet bij stadium 3 maar al veel vroeger, namelijk in stadium 1 en 2. Gezien het merendeel van de afbraak van bètacellen in de pancreas plaatsvindt tijdens deze presymptomatische fase, streeft men nu ook meer en meer naar interventies in deze fase. In november 2022 werd Teplizumab in de Verenigde Staten goedgekeurd als interventie in stadium 2. Hopelijk komt dit geneesmiddel ook snel naar ons.
27 maart 2025
Prof. dr. Kristina Casteels UZ Leuven